Fien de la Mar (1898-1965) was ‘De koningin van het Nederlandse cabaret’. Ze werd geroemd om haar talent, beklaagd om haar depressies en gevreesd vanwege haar hysterische uitbarstingen. Op eerste paasdag 1965 sprong ze uit het raam van haar flat in de Beethovenstraat in Amsterdam. Ze leefde nog enkele dagen en toen men haar in het ziekenhuis vroeg ‘Waarom?’, antwoordde ze ‘Om Alles’.
Het grote en veelzijdige talent van Fien (ze was actrice, cabaretière en zangeres) was er bij wijze van spreken met de paplepel ingegoten door haar ouders Nap de la Mar en Sien Klopper. Dit ondanks dat ze het eerste deel van haar leven grotendeels doorbracht bij haar grootouders op het platteland. Maar als ze negen jaar oud is neemt haar vader haar mee en laat haar kennismaken met het artiestenleven.
Fien is enige jaren scholier op de toen zo geheten meisjes-HBS maar maakt deze middelbare schoolopleiding niet af. Ze wordt artieste en krijgt werk bij onder meer het Rotterdamsch Hofstadtooneel, speelde Shakespeare bij Albert van Dalsum, maakte cabarettriomfen met materiaal van onder anderen Martie Verdenius en deed gastoptredens bij Stapper Revue (met Louis Davids) Op het witte doek werd zij vereeuwigd als dé ster in de eerste (vooroorlogse) Nederlandse geluidsfilms, waaronder De Jantjes (1934), Bleeke Bet (1934), Op stap (1935) en De spooktrein (1939). Vlak voor haar dood in 1965 is ze nog op televisie te zien, die dan net enkele jaren terug zijn intrede heeft gedaan in de Nederlandse huiskamers. Ze speelt twee monologen in de door Aldo Nicolaj geschreven serie Vrouwenlevens.
Fien beschikte naast haar artistieke talent zeker ook over veel humor en zelfspot, maar was daarnaast grillig en onberekenbaar. Een moeilijk karakter zou men zeggen. De dichter Slauerhoff omschreef haar eens als: ‘Ze was als een vlam, losgewaaid van het vuur.’ Misschien was zoveel talent en persoonlijkheid te veel voor één leven. Ze verlangde naar huiselijkheid en had die ook in zekere zin bij en met haar echtgenoot Piet Grossouw; tegelijkertijd kon ze niet zonder het grootse en meeslepende artiestenleven.
Fien kreeg moeite om werkelijkheid en fantasie te scheiden. Als actrice kon ze zich uitleven in fantasie. Daarbuiten was er de werkelijkheid die ze blijkbaar niet goed meer aankon. Ze deed een eerste zelfmoordpoging en werd enige tijd opgenomen.
Na de oorlog ( WO II) probeerde ze een comeback te maken en had ze zelfs haar eigen theater: het door haar man geschonken De la Mar theater. Maar er was een harde confrontatie met een veranderde wereld, ook die van het theaterleven. Zelf zei ze daarover: ‘Als je er tien jaar uit bent geweest denk je; is DIT er nou van overgebleven? Al dat abstracte gedoe..’ Ze had moeite met ouder worden, ‘ingehaald’ worden door jongere, nieuwe talenten. Na het overlijden van Piet trok ze zich steeds meer terug. Haar laatste jaren bracht Fien in deze eenzaamheid door, met drank, teruggetrokken in haar huis met haar katten, in de Beethovenstraat, depressief door haar tanende roem en mislukte pogingen tot een comeback en het verlies van haar man. ‘Het liefste wat ik had is van mij heengegaan..’
Steeds dieper zonk ze weg in de neerwaartse spiraal die haar onherroepelijke einde inluidde. Haar omgeving, enkele haar nog trouw gebleven vrienden, teisterde ze die laatste periode met aan waanzin grenzende tirades in vaak nachtelijke telefoontjes. Moe van alle ellende en uitzichtloosheid deed Fien de la Mar een tweede zelfmoordpoging, die aanvankelijk ook niet leek te zijn gelukt. Ze overleefde de sprong uit haar raam maar overleed enkele dagen later alsnog aan haar verwondingen, de wereld achterlatend met haar nog altijd nieuwe vragen oproepende antwoord op de vraag waaróm ze dood wilde: ‘Om alles’.
Lees hier meer over Fien de la Mar: www.eenlevenlangtheater.nl